Ik beken. Deze zomer heb ik mijn roze geraniums liefdevol toegesproken en ook mijn grote, geurende citroengeranium mocht naar het zonnige balkon, waar hij tijdens een storm in stukken viel en ik hem als een Florence Nightingale verzorgde en vertroetelde.
Ondergeschoven kindje
Maar dan de Japanse Anemoon. Ik had haar ooit in het roze op straat gezien toen ik de naam nog niet wist, had me aan haar vergaapt en verrukt een foto op Facebook gezet. ‘Wie is deze schone?’ vroeg ik.
Leve internet: ik gokte op de plantenkennis van een aardige en altijd behulpzame Facebookvriendin. Maar binnen dertig seconden kwam het antwoord van mijn schoonzus. En in dezelfde minuut een berichtje van broer Coen: ‘Ik heb een witte Anemoon voor je, kom maar halen.’
Zielig
Een zomer of eigenlijk herfst later deed de Japanse niks meer. Maar dit jaar kwamen er weer een paar bladeren. Een beetje zielig nog. En toen er ineens ook weer een aantal knoppen verschenen, toonde ik ze tijdens een bezoekje trots aan Coen, die niet onder de indruk leek. Voeding en veel meer water, was zijn advies.
Aye aye, sir.
Inmiddels komen er meer knoppen en geniet ik vooral ’s avonds in de schemering van de dan bijna lichtgevende witte bloem. Ik beloof plechtig haar niet meer te negeren.
Kusjes
Hoe anders ging het deze zomer bij mijn andere groene hobby. Bloedfanatiek. Alle liefde die ik te geven had, ging erin. En op een paar vervelende rouwvliegjes na, kwam daar groei voor terug. En bleek díe liefde – tot nu toe – wederzijds.
(Wordt vervolgd)